Een studie uitgevoerd door “Bellumori et al” (2013) aan de Universiteit van Californië aan het medisch, veterinaire College in Davies, weerlegt de stelling dat kruisingen per definitie gezonder zijn dan rashonden.
In totaal zijn over een periode van 15 jaar de medische gegevens van 62.000 honden met genetische afwijkingen verzameld. Van deze 62.000 honden bleef een groep van 27.000 honden over die binnen het bestek van het onderzoek vielen. Er werd gekeken naar 24 erfelijke aandoeningen zoals kanker, heupdysplasie, hartproblemen, patella luxatie en epilepsie. Een van de conclusies van dit onderzoek was dat de kans op een specifieke erfelijke aandoening meer wordt beïnvloed door de aandoening zelf dan door het gegeven of een hond een rashond of een kruising is.
De resultaten van het onderzoek geven aan dat genetische aandoeningen door de hele hondenpopulatie heen specifiek zijn in hun verschijningsvorm en dat er ten aanzien van bepaalde erfelijke aandoeningen zelfs sprake is van een gelijke prevalentie bij de onderzochte honden, ongeacht hun status van rashond of kruising.
Onderzoek van Wayne et al, gepubliceerd in Bio essays 1999, met betrekking tot de genetische diversiteit en het genoom van de gedomesticeerde hond wees uit dat deze is ontstaan uit 3 tot 5 lijnen van wolven. Iedere lijn stamt af van een aantal gezamenlijke voorouders en hierin kan de basis worden gevonden voor het feit dat bepaalde afwijkingen juist bij alle honden, dus zowel kruisingen alsook rashonden, voorkomen. Mutaties die tijdens de domesticatie van de hond in het genoom van de hond zijn geïntroduceerd zullen wijd verspreid zijn onder honden. Wellicht waren deze afwijkingen juist “gelinkt” aan de ten tijde van de domesticatie zo gewenste eigenschappen.
Van de 24 onderzochte aandoeningen kon 13 maal worden vastgesteld dat er geen significant verschil bestond tussen het aandeel rashonden en kruisingen dat de aandoening had. Een aantal van deze aandoeningen werden voorheen voornamelijk aan rashonden toegeschreven. Dit betreffen aandoeningen zoals osteosarcomen (kwaadaardige bot tumoren), mitral valve disease (MVD, erfelijke hartklep afwijking), heup dysplasie (afwijking in het heupgewricht) en patella luxatie (verschuiving van de knieschijf).
De onderzoekers denken dat het meer voorkomen van bepaalde aandoeningen bij rashonden voort komt uit het feit dat specifieke genenpools zijn ontstaan of bepaalde lijnen zijn gecreëerd. Een studie uitgevoerd door Asher et al, gepubliceerd in Vet J 2009, dat betrekking heeft op erfelijke gebreken in rashonden, toonde aan dat er een directe correlatie bestaat tussen erfelijke afwijkingen bij rashonden en de rasspecifieke eigenschappen zoals die zijn beschreven in de rasstandaard.
Daarnaast geven de onderzoekers in hun publicatie ter overweging mee dat eigenaren van rashonden meer geld besteden aan de behandeling van hun honden dan eigenaren van kruisingen. Hieruit is het grotere aandeel rashonden in het onderzoek verklaarbaar. Een aantal aandoeningen zoals epilepsie of allergieën vragen om een intensiever onderzoek alvorens de definitieve diagnose kan worden gesteld. Ook de aanwezigheid van sociologische aspecten kan een reden zijn waarom eigenaren van kruisingen minder ver willen of kunnen gaan om een definitieve diagnose te krijgen.
Voorts wijst het onderzoek uit dat iedere afwijking ook in de populatie met kruisingen voorkomt. Afhankelijk van de betreffende afwijking kan het aantal rashonden en kruisingen dat de afwijking heeft, gelijk zijn of verschillen.
Door de onderzoekers werd ook aangegeven dat kruisingen een hoog risico lopen op gescheurde kruisbanden, de reden die hieraan ten grondslag ligt is waarschijnlijk het feit dat de kruisingen voortkomen uit honden met uiteenlopende skelet structuren.
Hoewel het onderzoek in de Verenigde Staten is uitgevoerd ligt het voor de hand dat, gezien de omvang van dit onderzoek, de uitkomsten universeel gelden. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat het onmogelijk is om de perfecte data te verkrijgen, benodigd voor een uitspraak die recht doet aan de werkelijke verhouding tussen rashonden en kruisingen wanneer we het hebben over de prevalentie van aandoeningen in beide populaties.
We bevelen u het lezen van het gehele onderzoek van harte aan (Klik hier).
Referentie: Bellumori et al, 2013, Prevalence of inherited disorders among mixed breed and purebred dogs: 27,254 cases (1995-2010), JAVMA, Vol. 242, No 11.