De zaak tegen de Duitse herder fokker

De zaak tegen de Duitse herder fokker waarin de rechtbank op 15 juli 2016 uitspraak deed is in meerdere opzichten opmerkelijk. In het tv programma KASSA! Van de VARA werd in samenwerking met stichting Dier & Recht in november 2013 de aftrap gegeven om naast deze fokker van Duitse herders en de rasvereniging VDH ook de rashonden en rasverenigingen in het algemeen het vuur aan de schenen te leggen.

De rechtszaak die werd aangespannen was daarmee een doelgerichte aanval op niet alleen deze fokker, maar ook op de rashondenfokkerij in het algemeen en de Duitse herder in het bijzonder. De VDH werd verweten dat zij de oorzaak is van erfelijke aandoeningen bij de Duitse herder. Hierin werd Dier & Recht gesteund door Ir. Ed Gubbels die in deze procedure stelt: ‘Zoals ik hiervoor verklaarde zie ik de rasverenigingen en hun “reglementen” eerder als veroorzakers van ellende dan als oplossers.’

Dier & Recht gaat zelfs nog verder, namelijk: ‘Andere fokdoelen dan die van de VDH zijn de oplossing voor een gezond ras.’

Ook het rapport Fairfok van de Raad van Beheer werd door Dier & Recht in het geding gebracht, waarbij werd benadrukt dat de Raad van Beheer hiermee erkent dat rashonden een groot probleem hebben. De “ambities” uit Fairfok als een soort meetlat waaraan een rashond moet voldoen.’

De casus. Twee Duitse herders, broer en zus, zijn voor € 750,- per stuk in oktober 2009 verkocht aan eisers. De vorige hond van eisers was ook een Duitse herder en deze hond leed aan HD. De vader van een van de eisers had overigens een Duitse herder die van de aangeklaagde fokker afkomstig was en deze Duitse herder was gezond. In februari 2011 werd bij beide honden HD geconstateerd. Een van de twee honden werd in juli 2012 geopereerd waarbij een kunstheup werd geplaatst. Na de operatie ontstonden er complicaties. Eisers vorderen bij dagvaarding een schadevergoeding van bijna € 49.000.

De stelling van eisers was dat beide honden niet voldoen aan de eigenschappen die zij redelijkerwijs op grond van de koopovereenkomsten mochten verwachten (non-conformiteit) en dat er sprake is van toerekenbare tekortkoming van de fokker in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomsten, in het bijzonder bestaande uit niet-nakoming van een op hem rustende zorgplicht. Daarnaast is er sprake van een oneerlijke handelspraktijk, omdat de fokker niet duidelijk gewaarschuwd heeft voor de mogelijkheid van erfelijke aandoeningen.

In de beoordeling ging de rechtbank uitvoerig in op de tussen partijen overeengekomen koopovereenkomst. Allereerst werd door de rechtbank stil gestaan bij het karakter van de koopovereenkomst; is er sprake van een consumentenkoop (artikel 7:5 lid 1 BW) ja of nee?

Anders dan in veel voorgaande rechtszaken gaf de rechter aan dat de beoordeling hiervan niet “zwart-wit” is. In dit geval viel niet te ontkennen dat de fokker gezien zijn jarenlange fokactiviteit (meer dan incidenteel qua omvang) en zijn positie in de kynologie ten opzichte van de gemiddelde kandidaat-koper een zekere professionaliteit uitstraalt. Aan de andere kant zijn eisers ook in zekere mate deskundig te noemen wegens langere bekendheid met Duitse herders zowel zelf als binnen de familie.

Een zeer genuanceerde en terechte overweging, waarmee een stijlbreuk te zien valt ten opzichte van eerdere rechterlijke uitspraken waarbij de rashondenfokkerij als bedrijfsmatig wordt beschouwd in overeenstemming op de beoordeling van de overheid in het kader van Het Besluit houders van dieren, dat zijn eigen karakter en toepassingsgebied heeft. Deze afweging van de rechtbank doet recht aan de branche en de specifieke hoedanigheid van partijen in deze overeenkomst.

Met de fokker was de rechter het eens dat het niet doorslaggevend is of er sprake is van een consumentenkoop of een oneerlijke handelstransactie. De kantonrechter sloot zich aan bij het oordeel van het Hof ’s-Hertogenbosch van 25 november 2014. Het Hof overwoog in dit arrest dat het antwoord op deze kwalificatie in het midden kan blijven, omdat ook in het geval van consumentenkoop er slechts sprake kan zijn van een schadevergoeding indien er sprake is van een toerekenbare tekortkoming.

Het algemene beginsel van het aansprakelijkheidsrecht is dat ieder wordt geacht zijn eigen schade te dragen, behoudens wanprestatie of onrechtmatige daad van een ander. Met andere woorden, aan de fokker moet een verwijt gemaakt kunnen worden dat de honden lijden aan HD.

Alvorens op de non-conformiteitsvraag in te gaan ging de rechter in op het punt of de fokker zich kon beroepen op de aansprakelijkheidsbeperkende bedingen.

De rechter oordeelde dat deze bedingen niet zonder belang zijn. Dit onderstreept nogmaals het gebruik van een degelijke koopovereenkomst. De rechter stelde vast dat een aantal bedingen in de overeenkomst niet zozeer aansprakelijkheidsbeperking tot doel hebben, maar uitdrukkelijk beogen om zodra een gebrek zich voordoet, de fokker in de gelegenheid te stellen zich daarover een eigen oordeel te vormen en samen een oplossing te bespreken.

Uitdrukkelijk overweegt de rechtbank:

‘dat daartoe kan behoren dat het beter is de hond te laten inslapen, in welk geval de koopsom wordt gerestitueerd of een nieuwe pup ter beschikking gesteld. Hoewel de kantonrechter er alle begrip voor heeft dat dit voor de eigenaar/houder een ongelooflijk zware beslissing kan zijn en de contractuele remedie een schrale troost, behoort dit tot de realiteit van alledag. Een hond, hoe zeer men daar ook aan kan hechten, is geen mens. Voor een hond gelden naar huidige (medisch c.q . veterinair-ethische) standaarden andere maatstaven voor(door) behandelen in verband met de kosten daarvan in verhouding tot de te bereiken winst dan bij mensen en in dat kader is ook de afweging van wat te doen indien een gebrek zich manifesteert dat terug te leiden is op genetische factoren, zoals zich nu eenmaal bij hond én mens zich kan voordoen (maar zich zeker niet altijd hoeft te openbaren) en zoals ten aanzien van HD bij honden gedeeltelijk het geval is, anders dan bij een mens. Aan het oordeel of daartoe in dit geval zou zijn geadviseerd kan in deze zaak niet worden toegekomen, maar als dat zo zou zijn en een dergelijk advies in de wind wordt geslagen, kan in zekere zin worden gezegd dat de eigenaar de hoge kosten aan zichzelf te wijten heeft c.q. geacht mag worden daar bewust voor te hebben gekozen.’

Een opmerkelijke en waardevolle overweging van de rechter die uitermate recht doet aan de verhoudingen binnen de rashondenfokkerij. Een duidelijke kentering in het beeld tot nu toe dat de fokker de rekening krijgt voor het onbegrensd medisch behandelen van de hond.

Ten aanzien van het krijgen van HD overwoog de kantonrechter dat men door zo zorgvuldig mogelijk te zijn het risico kan proberen te beperken, maar het nimmer valt uit te sluiten. De aankoop van een Duitse herdershond komt neer op de aankoop van een gebrekkig product wegens het risico van erfelijke gezondheidsproblemen zoals HD en ED. Dit is nu eenmaal de stand van zaken op de onderhavige markt, waarvan eisers geacht moeten worden op de hoogte te zijn geweest, is. Tegen deze achtergrond is de kantonrechter van oordeel, dat geen sprake is van non-conformiteit. Eisers hebben gewoon pech gehad, maar ook het feit dat dit in hun geval dubbele pech is, leidt op zichzelf niet tot het oordeel dat de fokker is tekort geschoten. De rechtbank is van oordeel dat de fokker niet een concreet verwijt kan worden gemaakt en er dus geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming. De fokker heeft in deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt, dat hij naar de geldende fokmaatstaven voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen. De rechter overweegt : ‘Dat is gefokt met dieren waar ergens in een voorouderlijn sprake is van HD-B en in de ander voorouderlijn van HD-C is naar heersende inzichten niet onzorgvuldig…’

Ten aanzien van de afwijzing van de vordering tot prijsvermindering had de kantonrechter onder andere de volgende overweging:

‘Tegen de voormelde achtergrond moet in de koopsom – die in dit geval als een gebruikelijke en zeker niet excessief hoge voor een rashond moet worden aangemerkt en ten aanzien waarvan de fokker uitgebreid heeft uiteengezet welke kosten daar tegenover staan – geacht worden verdisconteerd te zijn alle goede en kwade kansen dat zich bij de hond HD manifesteert, d.w.z. meestal de goede kansen en soms de kwade. De stelling van eisers dat een hond waarbij zich (later) HD manifesteert geen handelswaarde heeft, wordt dus niet gevolgd terwijl het bovendien niet zo is dat een hond met HD waardeloos is. Een dergelijke hond pleegt wel degelijk affectiewaarde te hebben, hetgeen waarschijnlijk ook de reden is dat hieraan hoge kosten worden besteed.’

Bijzonder was het oordeel van de kantonrechter, eigenlijk aan het adres van Dier & Recht, dat eisers de fokker geen concreet verwijt maken, doch in feite zich richten tegen het raszuiver fokken van Duitse herders in het algemeen. De rechter zegt hierover:

[dit] ‘blijkt niet alleen uit de opzet en tekst van hun dagvaarding en overige processtukken, maar ook uit het feit dat zij specifiek het aanbrengen van een grotere genetische variatie bepleiten door het (af en toe) fokken met niet-raszuivere honden. Nu moge uit oogpunt van onder meer dierenwelzijn er van alles hiervoor te zeggen vallen, zij laten onvermeld dat de markt van doorgefokte rashonden met alle narigheid van dien stand wordt gehouden niet alleen door de fokkers, maar ook door de vraag naar raszuivere honden door kopers zoals zij. Wil men dit veranderen, dan lijkt verandering van wet- en regelgeving aangewezen en dat is ook wat eisers bepleiten, maar deze verandering kan niet worden bewerkstelligd door buiten een geval van concrete onzorgvuldigheid aansprakelijkheid aan te nemen.’

In vele opzichten is deze uitspraak een doorbraak en waardevol voor de rashondenfokkerij. Een zorgvuldige fokkerij, goede informatie en een degelijke koopovereenkomst met een duidelijke en eerlijke verdeling van de risico’s zullen excessen in het toewijzen van exorbitant hoge claims tegengaan.